2.3 Remming activiteit van de ribosomen

De ribosomen van bacteriën zijn over het algemeen iets kleiner dan die van de mens, namelijk 70s tegen over 80s van de mens. Dit geld ook voor de subunits 50s en 30s ten opzichte van de mens 60s en 40s. Omdat de ribosomen van bacterien iets kleiner zijn zullen antibiotica geen effect hebben op de menselijke cellen.

Er zijn een aantal antibiotica die kunnen binden aan de ribosomen van bacteriën en er zo voor zorgen dat de eiwitsynthese geremd wordt of zelfs wordt geblokkeerd. Dit gebeurt op diverse plaatsen in de ribosomen.

Onderstaande antibiotica werken net iets anders dus deze zullen de belangrijkste worden uitgewerkt, [11][12]

Ø  Spectinomycine

Ø  Tetracyclinen

Ø  Macroliden

Ø  Chlooramfenicol

Ø  Clindamycine

Ø  Aminoglycosiden

Ø  Streptograminen / oxazolidinonen

Ø  Mupicocine

Ø  Ketoliden

 

 

Overzicht waar de antibiotica in de ribosomen gaan werken. [13]

 

 

 

2.3.1 Tetracycline, Spectinomycine

Tetracyline bestaat uit zoals de naam al zegt 4 benzeen ringen die geconjugeerde dubbele bindingen hebben. Aan deze ringen zitten kleine groepen die kunnen verschillen en zorgen voor variatie in het medicijn. De antibiotica wordt oraal opgenomen, als dit met voeding wordt ingenomen neemt de werking van de antibiotica af omdat deze een interactie aangaan met calcium of magnesium uit de voeding.

De tetracycline zal binden aan het 30S subribosoom, doordat ze hier aan binden blokkeren ze de plaats waar het tRNA zou kunnen binden. Doordat deze plaats is geblokkeerd kan er geen polypeptideketen ontstaan omdat het tRNA niet kan worden afgelezen. Hierdoor kunnen er geen nieuwe celdelen kunnen worden gevormd en neemt voor het lichaam de kans op verspreiding af. Waarna de eigen afweer de overgebleven cellen kan opruimen doormiddel van antistoffen die gevormd zullen worden.

 

2.3.2 Macroliden, Chlooramfenicol en Clindamycine

Deze antibiotica binden aan het 50 S subeenheid van het bacterieel ribosoom, waardoor er ze instaat zijn om ervoor te zorgen dat het tRNA geen peptidebinding kan maken met het 50 S subeenheid op het ribosoom. Hierdoor kunnen er geen nieuwe aminozuren aan het polypeptideketen worden toegevoegd.

 

2.3.3 Aminoglycosiden

Aminoglycosiden kunnen worden gebruikt als iemand een zeer ernstige infectie van aerobe gram-negatieve bacteriën heeft opgelopen. Dit wordt tegenwoordig niet vaak meer gebruikt omdat er een kans bestaat op toxiciteit voor menselijke cellen. De werking van deze aminoglycosiden werken als volgt, De antibiotica gaat op het celmembraan van de cel zitten waardoor ze een transport kanaal vormen door het membraan. Hierna kan het antibiotica zich in de cel doordringen waarna het gaat binden aan het 30 S ribosoom. Hierdoor zal het ribosoom niet over het mRNA heen kunnen gaan waardoor er geen polypeptideketen kan worden gevormd.[14]